donderdag 13 januari 2011

Eerste tocht Ironoverload (1)

Maandag 4-2-2002 komen we rond 15.30 uur aan in Fehmarn een eilandje in de Oostzee waar de boot in winterstalling ligt. We, dat zijn Barend, mijn broer die mij op de eerste reis gaat vergezellen, onze chauffeur en ik. Ik bel de vorige eigenaar, en samen gaan we naar het schip. Jammer, ze staat nog op de kant maar weer heb ik dat goede gevoel als ik haar zie staan, een prachtige S-spant. Dat wordt dus morgen pas laat varen. We zoeken een hotel, gaan eten en liggen vroeg tussen de lappen.
Als we de volgende morgen de broodjes achter de knopen hebben, komt Gerd, de eigenaar binnen. Ik verbeeld mij dat hij, op de dag van zijn grote afscheid, minder praatjes heeft dan tot nu toe. Om 09.00 uur staan we bij het schip en zet de karavaan zich in beweging. Wanneer we op de haven aankomen, ligt de mast er al en staat de kraanmachinist klaar. Een uur later liggen het schip te water en krijg ik de sleutels. Starten, en gelijk maar even een rondje proberen. WAT EEN GEVOEL! Snel nog wat laatste dingen doen want we hebben haast, het is 40 mijl naar Kiel. Van de voormalige eigenaar krijg ik een fles champagne en een envelop, daar staat op dat ik beiden pas mag openen als ik op de Pacific, dus door het Panamakanaal ben. Voor de fles moet ik dus een mooi plekje zoeken tot begin volgend jaar.
Barend en ik ontkomen niet aan een innige omhelzing van de dominee, want dat is hij, en dan gaan we toch echt op pad. Met de mast plat op het schip en goed vast zijn we onderweg. Het is bijna 12 uur. Gerd zwaait ons uit totdat we aan de horizon zijn verdwenen. Met windkracht zes uit het zuiden is het flink slingeren tot we bij de Fehmarnbelt brug zijn. Als we hier goed en wel onderdoor zijn kom ik uit de kajuit omdat ik iets vreemds hoor. Eerst even vertellen: Barend hoort niets vreemds omdat hij al vreemd is, en hij hoefde ook niet naar buiten te komen. Hij staat daar al omdat ik hem daar speciaal voor had meegenomen. Ik luister nog eens goed en hoor iemand fluiten. Als we goed kijken zien we Gerd, zo klein als een musje, op de brug staan zwaaien. Barend krijgt opdracht te toeteren want zo liggen de verhoudingen nu eenmaal aan boord en met z'n drieën hebben we een mooi moment.
Halverwege Kiel merken we dat het hier een uur eerder donker is dan thuis. Varen in het donker is niet het probleem maar we zijn nog niet helemaal thuis op het schip, dus Alle zintuigen staan op scherp. We zoeken onze weg door het Kieler fjord. Om 20.00 uur komen we in het donker aan bij de sluis, meren af in een rustig hoekje en bespreken de emoties van de dag. Barend klaagt dat hij te hard moet werken, maar ja, werknemers hé? Nadat we hebben gegeten peilen we nog even de olie want de motor heeft ook hard moeten haar best gedaan. Grote schrik. De peilstok van de koppeling is droog. Dat kan volgens ons niet de bedoeling van een peilstok zijn, en dus vullen we ongeveer een halve liter olie bij.

Kielerkanaal
Woensdag om acht uur kraait de haan weer. We snoeren het beest de bek en gaan voor de sluis liggen. Zonder vragen gaan de deuren open. We kunnen in Nederland nog erg veel leren. Als we door de sluis zijn kan ik mij niet bedwingen en kijk even bij de motor. Als ik weer ongeveer een halve liter olie in de bilge, de ruimte onder de motor, zie liggen weten ingewijden welke verwensingen er over mijn lippen komen. Eigenlijk hebben we geen tijd om te stoppen, want we moeten vandaag 100 km doen, maar het moet toch maar. Halverwege het Kielerkanaal, in Rendsburg, hebben we gasolie nodig. We gaan een, voor ons gevoel veel te lang, zijkanaal in en meren af aan een steiger die zo glad is dat de ijsmeester van Thialf er jaloers op kan worden. Snotachtige eendenpoep schatten we in en als ze aan dek kakken, gaan ze in de pan in. Samen gaan we er opuit. Net als het zijkanaal is ook de wandeling veel te lang. Als we bijna bij het tankstation zijn ziet Barend, en dit blijkt later een gave van hem, een hele grote gele M. Hier konden we dus tijd 'inlopen' want als we twee cheeseburgers en Franse frietjes nemen hoeft Barend niet te koken en ja, ik geef toe dat ik hem zwaar belast maar hij heeft nu eenmaal meer talenten dan ik. Ik haal peut, Barend het eten en al peuzelend gaan we op naar Brunsbuttel. Als we daar aankomen zijn we moe. Het is donker en ook verschrikkelijk rotweer, wind en regen. We liggen in een prachtig beschut hoekje. We moeten eigenlijk een goed weerbericht hebben om te weten of we boven de wadden langs kunnen varen. Barend gaat op onderzoek. De havenmeester zoekt een A-4tje met telefoonnummers bij elkaar van allerlei weersprofeten. De verwachtingen zijn bar slecht en we besluiten de gok niet te wagen en door de kanalen te gaan. De mast ligt niet goed genoeg en broer gaat kijken of hij aan een balk kan komen. Vanzelfsprekend is hij na vijf minuten met het benodigde eind hout terug. Hij wil me vertellen waar hij deze vandaan heeft maar omdat ik de enige eerlijke jongen in de familie ben, wil ik het niet horen. Nog even bij de motor kijken en wat blijkt, arghhhh, er ligt weer een halve liter olie onder. Er blijkt een boutje uit de koppeling te zijn getrild waardoor deze de olie verliest. Bout erin, olie erin en varen maar weer. We verbazen ons dat er geen piepende geluiden uitkomen. Ook bedenken we dat we zijn vergeten om de sluiswachter van Otterndorf te bellen om te vertellen dat we eraan komen. Hierdoor lopen we de kans een dag te moeten wachten want het sluisje heeft een winterbediening. Barend belt hem alsnog en weet de man een paar vage toezeggingen te ontfutselen. Als hij even later komt vertellen dat hij ook nog de fiets van de havenmeester mag lenen om diesel te halen snap ik er niets meer van, hij is wel geweldig.
Donderdagmorgen om negen uur varen we door de sluis van Brunsbuttel de Elbe op en precies met stil water gaan we naar het tien kilometer verderop gelegen Otterndorf, waar we na een behoorlijk gestuiter blij zijn binnen te varen. We zien aan BB een spuigat in de dijk en vermoeden dat de sluis dus ergens achter in de jachthaven aan SB zit. Daar aangekomen is er geen sluis en als we om kijken zien we op de brug over het spuigat in de dijk een man zwaaien en gebaren. Ik draai het schip en neem een spurt. Opschieten is immers het devies. Volle kracht lopen we aan de grond! Ik probeer van alles maar de vette klei laat haar prooi niet meer los. Als ik Cuxhaven-Traffic, de verkeerscentrale, aanroep en vraag of er ergens hulp van een visserman of zo te krijgen is, krijg ik antwoord van de reddingskruiser 'Herman Helms' welke doorgeeft dat de dochterboot al onderweg is en met een half uur bij ons kan zijn. Ik heb mijn twijfels over de mogelijkheden, omdat het water heel erg hard zakt, maar hou dit angstvallig voor me. Als de boot bij ons is liggen we al meer dan 25 graden scheef tegen de klei geplakt over SB en de reddingboot wil eigenlijk niet meer vastmaken omdat hij de risico’s op schade te groot vindt. Op mijn aandringen, en verantwoording, maakt hij toch vast. Ze trekken het schip dwars uit over haar eigen kiel heen. Ze valt van SB naar BB en glibbert met een zucht uit de vette klei en naar het bevrijdende diepe water. De actie heeft nog geen twee minuten geduurd. We wisselen gegevens uit en gaan als de gesmeerde bliksem door het sluisje. De deur valt achter ons dicht en de sluiswachter is een gelukkig, en gretig, man. Hij ziet sinds maanden eindelijk iemand anders dan de buurvrouw en gaat uitgebreid achter zijn bureau zitten om ons over zijn mooie en nuttige werk te vertellen. We brengen de man op andere gedachten want het is bijna 12 uur en we moeten nog 68 km doen naar de sluis in Bremerhaven. Het goede bericht is dat er 30 à 40 cm méér water in het kanaal staat en dat de sluis in Bremerhaven tot 18.30 uur draait. Iets meer speling dus aan alle kanten.

Het plan

Tijdens het ontbijt, op een dag in april 2001, laat ik voorzichtig vallen dat ik met de gedachte speel een 'lange' zeiltocht te willen gaan maken in het teken van IJzerstapeling. Vanwege de vooruitzichten voor wat betreft mijn gezondheid zou dit avontuur moeten beginnen eind 2002. Vreemd, maar mijn vrouw en dochters gingen niet gelijk op de stoelen staan van enthousiasme en donkere wolken pakken zich samen. Gelukkig kwamen er wel vragen zoals; hoe lang moet die tocht gaan worden? Waar haal je een boot vandaan, hoe kom je aan geld, waar leven wij van en meer van deze praktische zaken.

Mijn eerste ingeving was eigenlijk een beroep te doen op eigenaren van een zeiljacht, welke al min of meer klaar is voor de reis maar die door hen nooit ondernomen zal worden om wat voor reden dan ook. Deze schepen, en eigenaren, bestaan en ik ben er zeker van dat er ook eigenaren zijn die positief staan ten opzichte van dat idee. De moeilijkheid was alleen om in contact te komen met de juiste persoon. Omdat tijd vijand nummer één was proberen we in een kort offensief van alles. Watersportverenigingen aanschrijven, op de lokale- en regionale TV, watersportbladen bellen enz. Al één uur na de uitzending op de lokale TV krijg ik een belletje van een kennis. Arie jongen, neem mijn boot maar en als je moet verbouwen kun je bij mij in de loods terecht! Een pracht aanbod en we gaan snel naar het schip kijken. Helaas, een oude smalle knikspant die eigenlijk helemaal vertimmerd zou moeten worden. Een prachtig aanbod maar helaas kan ik er geen gebruik van maken: tijd! Wel is bewezen dat deze mensen er zijn.
De bemanning van de reddingboot in Harlingen komt met een revolutionair idee. 'Waarom probeer je geen oude reddingboot te krijgen/lenen/huren/kopen?' om je reis mee te maken? Ik begin te lachen maar ze zijn vreselijk serieus. 'Voormalig reddingbootschipper gaat met voormalige reddingboot de wereld rond'. Er passeren een aantal mogelijkheden de revue. We weten als redders dat er twee of drie havenreddingboten op het punt staan te worden afgevoerd van de sterkte. Thuisgekomen laat het idee me niet meer los en de volgende dag neem ik contact op met de directie van de KNRM. Spijkers met koppen slaan dus. Het 'onmogelijk' wordt niet meteen uitgesproken en ik vraag een bevriende ontwerper -scheepsarchitect een ontwerp te maken op basis van het reddingboottype 'Javazee'. We willen namelijk het schip summier aanpassen voor de reis door er een zeilplan op te zetten. Hij maakt drie prachtige tekeningen, een sloep- jonk en kottertuig. Het laatste spreekt mij het meest aan omdat dat het minst afbreuk doet aan het schip en op hele oude reddingboten kwam deze tuigage ook voor. Ook is een gaffeltuigage goed te bedienen en staat goed bij ruime wind. Het zou geen uitstekende zeiler worden maar als hulptuig in de passaatwinden zeer geschikt om grote afstanden te helpen overbruggen. Na een aantal kleine ingrepen aan dubbele bodem/ballasttanks zou er 10 à 12 ton gasolie mee kunnen en omdat die ombouw al een keer gedaan is met een zusterschip welke werd omgebouwd tot sleepboot, mag ik gebruik maken van de toen opgedane kennis en tekeningen. Er volgen weken van overleg waarbij ik de tekeningen alvast gebruik om me te laten adviseren en sponsors te vinden. Met wat kleine aanpassingen kan het schip in korte tijd geschikt gemaakt worden. Het achterverblijf zou dan 'leefhol' worden. De motoren moeten worden teruggezet naar een economische speed van zeven knopen en de schroeven aangepast. De toezegging om deze ombouw uit te voeren wordt me gedaan. We vinden ook een sponsor die bevoorrading en logistiek wil doen van alle olieproducten tijdens de reis. Je hebt het dan al snel over 200 à 250 m3 gasolie. Ook staat deze sponsor borg voor technische ondersteuning voor de duur van de tocht. Dit was een hele belangrijke injectie van het gehele plan.  
Op het allerlaatste moment gaat er dan toch nog een streep door de rekening. Door uitgestelde opleveringen van twee nieuwe schepen voor de KNRM is het beoogde schip nog operationeel op de datum dat ik wil vertrekken. Natuurlijk begrijp ik dat je geen operationeel  reddingsschip aan de sterkte kan - en mag - onttrekken maar dit komt aan als een mokerslag. Met name de tijd die dit deel van het project inmiddels had gekost was nauwelijks nog in te lopen. Omdat ik er in mijn achterhoofd toch wel wat rekening mee had gehouden dat deze tegenslag kon gebeuren wist ik ook een zeilschip te koop dat degelijk, betaalbaar en snel beschikbaar was. Een sponsor vroeg mij het schip te bekijken en een aankoopkeuring uit te laten voeren. Toen bleek dat het geen 'kat in de zak' was werd het schip gekocht en mij voor de duur van de reis ter beschikking gesteld. Dolgelukkig dat er nu werkelijk een schip was gingen we met frisse moed verder. Wel was ik de hoofdsponsor kwijt want een zeilboot was niet interessant voor deze 'olieboer'.

De aanleiding tot dit avontuur

 


In 1995 wordt bij mij, bij toeval, de erfelijke aandoening Hemochromatose, ofwel IJzerstapelingsziekte, vastgesteld. In het kort gezegd komt het er op neer dat vanaf de geboorte het overschot aan ijzer, dat via de voeding het lichaam binnen komt, het lichaam niet verlaat maar zich ophoopt in alle organen. Pas als de schade onherstelbaar is komen de eerste symptomen te voorschijn. Hartklachten, gewrichtsklachten en bv een niet goed functionerende lever maar ook onverklaarbare vermoeidheid en concentratieverlies. De behandeling bestaat uit het zo snel mogelijk kwijtraken van het ijzeroverschot door middel van aderlaten. Anderhalf jaar wekelijks een halve liter bloed aftappen.
Tijdens het begin van de looptraining voor de Schuttevaer race 2001, een combinatie van hardlopen, fietsen en zeilen, kwam ik er achter dat het hardlopen niet meer ging. Zere knieën en heel langzaam herstel na de training. Kop in het zand en doorgaan is mijn devies. Het zal wel komen omdat je zo lang niets gedaan hebt enz. Meerdere smoezen plak ik achter elkaar om vooral mijzelf voor de gek te houden. Het lukt echter niet en ik moet tegen de jongens van het KNRM station Harlingen zeggen dat ze een plaatsvervanger voor mij moeten zoeken. Ik heb hartgrondig de pest in. Zes keer heb ik meegedaan, afgelopen dus en ik weet gelijk dat het definitief is. Hardlopen is voor mij passé.

Als ik weer voor behandeling naar mijn internist moet vraag ik hem wat hij er van denkt. Hij verteld me dat het volledig bij het verloop en het beeld van de aandoening hoort maar verwijst mij toch weer door naar de reumatoloog. Eerdere bezoeken aan deze arts hadden niet veel meer opgeleverd dan de mededeling dat er niets te zien was. Ook deze keer werd er weer een flink aantal foto's gemaakt. Op de foto's van mijn knieën was nu een flinke verandering zichtbaar. Het ziet er uit als verkalking maar het is een ander proces dat plaatsvindt. 'Welnu meneer Boom, nu is zichtbaar waar we al die tijd op hebben zitten wachten'.
We praten er nog even over door en hij schrijft medicatie voor om te voorkomen dat er ontstekingen optreden. Graag wil ik weten wat nu verder de vooruitzichten zijn. Voor een arts is dat ook koffiedik kijken. 'Als het met de zelfde snelheid doorzet waarmee het zich nu openbaart zult u binnen afzienbare tijd immobiliteit ervaren (met andere woorden, niet- of slecht kunnen lopen) daarentegen kan het ook makkelijk nog vele jaren duren'. Het kan dus vriezen of dooien maar met een beetje pech loop ik op z'n gunstigst over een paar jaar achter een rollator.
Onderweg naar huis probeer ik de strekking van zijn betoog te bevatten. Hoe gaat dat met mijn werk? Hoe gaat het thuis? Kom ik achter de luxaflex te zitten? Na verloop van tijd word ik er behoorlijk depri van en kom een poosje in een neerwaartse spiraal ziek thuis te zitten. Ik ben radeloos. Wat wil ik nog allemaal doen met mijn leven? Duidelijk meer dan gaan zitten wachten. Ook de situatie waarin ik op dat moment zit, ziek thuis, bevalt me niet en knaagt aan me. Dit zou mijn voorland dus zijn! Wat een klote ziekte. Als ik in een vroeg stadium bloeddonor was geweest en b.v 3 keer per jaar een half litertje bloed had gegeven was er nooit een probleem opgetreden want zo gemakkelijk is dit probleem dus in de hand te houden. Duizenden mensen staat hetzelfde lot te wachten als mij nu is overkomen. Dat wil zeggen ... als ze mazzel hebben, want als het niet gevonden wordt zullen ze er, veel te jong, aan overlijden.

Toen ik in de jaren zeventig op de kustvaart voer werd ik op een gegeven moment gefascineerd door een zeiljachtje dat we tegen kwamen in de Golf van Biskaje. Het had een mooie gekleurde halfwinder op en verdween zo nu en dan geheel in een golfdal. Het lag koers voor richting zuiden. Wat zouden die allemaal nog moeten trotseren om hun doel te bereiken, vroeg ik me af. Een paar jaar later, het is dan 1979, maak ik het drama van de Fastnet Race van zeer nabij mee. Een op zich ongevaarlijke depressie diept onverwacht uit en zorgt dat het wedstrijdveld een slagveld wordt. Wij zitten op een coaster halverwege de Golf van Biskaje in het zelfde beestenweer en als ik vrij van wacht ben ga ik niet slapen maar blijf in het stuurhuis om maar niets te hoeven missen van alle ellende en, hoewel ik wist dat we nog te ver weg zaten, onze diensten aan te bieden. Veel doden, gezonken jachten maar ook ontmast en/of verlaten. Reddingboten en heli's zijn dagen in de weer. Vele boeken en rapporten zijn er over geschreven en hoewel er geen specifieke oorzaak is aan te geven is wel duidelijk dat er, naast alle invloeden van buitenaf, vooral ook veel persoonlijke fouten zijn gemaakt. Vermoeidheid, stress en dientengevolge apathie. Zou ik ook zo reageren in dezelfde omstandigheden? Is er bij mij meer kennis voor wat betreft het werken met- en reageren op golven? Kun je in stressomstandigheden putten uit routine? Allemaal zaken die weer boven komen en rijpen terwijl ik ziek thuis zit. Wat gaat je baas ervan zeggen, kun je het lichamelijk en geestelijk wel aan enz. Op de meeste vragen had ik inmiddels een antwoord, want daar had ik lang genoeg op zitten broeden. Marjon, mijn vrouw, zei op een gegeven moment: 'Als je denkt dat je dat nog op deze manier moet doen, moeten we maar snel aan het werk'. Of het haalbaar zou kunnen zijn? Daar had ik andere mensen bij nodig. Ik zet op een rijtje wat mijn ideeën zijn en ga aan de slag. Vrienden raadplegen om uit te vinden hoe de reacties zouden zijn. Kritisch dus, maar niet één negatief! Dat geeft de burger moed. Er komen ideeën los om het te kunnen realiseren.
Waarom het juist deze dingen zijn die me bezighouden weet ik niet.
Het plan komt in me op om iets te doen met een zeereis. Pas in een later stadium ontstaat het idee de reis in het teken van de aandoening IJzerstapeling te gaan ondernemen om zodoende meer bekendheid te geven aan deze gevaarlijke aandoening. Via de Hemochromatose Vereniging Nederland leer ik dat één op de negen mensen in Nederland drager is van het gemuteerde gen dat de aandoening veroorzaakt en dat van de dragers één op de 200 ziek is. Het is een genetische afwijking die zijn oorsprong vindt in West-Europa, voortkomend uit het Keltische ras, en alleen bij blanken voorkomt. Als ik hoor dat bijvoorbeeld in Nieuw-Zeeland en Australië het bij één op de zeven mensen voorkomt, wil ik proberen de hele westerse wereld er bij te betrekken. Ook in Noord-Amerika zijn erg veel patiënten. Mijn plan is het volgende; Met een leen, huur of koop schip een reis rond de wereld maken. Van Nederland via Panama, noord Australië en Kaapstad weer terug naar Nederland. Solo zou dit minstens twee jaar moeten gaan duren. Ga er maar aanstaan!

IJzer in de verte

Voorwoord


Van augustus 2002 tot augustus 2003 maak ik een Atlantische solo zeilreis welke aanvankelijk een jaar langer had moeten duren en de hele wereld had moeten omspannen. Tijdens mijn reis schrijf ik stukjes, gewoon voor mijzelf maar ze belanden vrijwel onverkort en buiten mijn medeweten in de plaatselijke krant. Al schrijvend wordt mij van verschillende kanten gezegd dat ik na terugkomst de stukjes  zou moeten bundelen in een boek.

Langzaam maar zeker begin ik na mijn reis, als ik mij weer heb overgegeven aan de dagelijkse sleur aan de wal, van deze taak te kwijten en al doende kom je er dan achter dat schrijven echt een vak is, en zeker niet iedereen gegeven. Het valt mij zwaar en langzaam maar zeker stop ik ermee en pieker mij suf hoe ik dit deel van het project kan afronden. Vlak voor de kerst van 2005 loop ik met ons hondje over de dijk tussen Harlingen en Roptazijl. Ik tuur over de Waddenzee. Het zicht is matig en als ik mijn ogen een beetje dicht knijp zie ik alleen water! Geen dijk, geen boeien, geen schepen, alleen water. Met wat moeite kan ik mij ook voorstellen een bewegend schip onder mijn voeten te hebben en er verschijnen beelden op mijn netvlies van een eindeloze oceaandeining, klapperende zeilen en het gekraak van een werkend schip onder mij. Het geeft mij het warme gevoel weer terug te zijn in een vertrouwde omgeving. Het voelt alsof ik er een geheime relatie op na houd, overspel dus … 

Zal ik mijn reis ooit nog af kunnen maken? Enkele vertrouwelingen weten dat ik mijn plannen nog niet heb laten varen en als de gelegenheid zich voordoet zal ik deze met twee handen aangrijpen. De onvoorwaardelijke steun die je van het thuisfront nodig hebt, kreeg ik in overvloed. Mijn vrouw heeft dag en nacht voor mij klaar gestaan. Zij verzorgde alle contacten, sprak met sponsors en pers en steunde mij op moeilijke momenten. Buiten mijn gezichtsveld tekende zich forse financiële problemen af maar ze probeerde toch het onmogelijke mogelijk te maken. Al deze dingen gaan daar, turend op de dijk tussen Harlingen en Roptazijl, door mij heen. Als Marjon op 30 december 2005 te horen krijgt dat ze borstkanker heeft weet ik het zeker. Moeilijk of niet, dit boek moet geschreven worden. Voor jou, mijn vrouw.