zaterdag 22 januari 2011

Cherbourg – Brest, Frankrijk

Het is lang geleden dat ik hier (ter hoogte van de Kanaal-eilanden) voer maar het voelt goed en ik ben blij dat ik eindelijk alleen ben en tijd krijg te wennen aan de stilte. Vervelen doe ik mij nog geen moment want er is van alles aan boord dat niet werkt. Het zijn allemaal kleine dingen die zelfs achterwege zouden kunnen blijven, kortom geen prioriteit dus.
Er is weinig wind en omdat er nog een afspraak in Brest is welke ik na wil komen besluit ik vanaf 11 uur de volgende dag weer te gaan motoren zodat ik in ieder geval wat mijlen af zal leggen. Om me heen is het druk met scheepvaart en ik stuur wat verder richting kust om daar vannacht geen last van te krijgen. Als ik de volgende middag de marifoon aanzet wordt ik opgeroepen door Ushant Traffic met een emergency-call. Ik schrik me rot (alleen een Fransman kan trouwens de scheepsnaam zo uitspreken. Denk aan René van de serie Alo, alo en dan ... proberen maar). Want hij is al de hele nacht aan het roepen, is vreselijk vriendelijk, vraagt of alles aan boord oké is en waar ik uithang. Ik stel hem gerust en zeg dat ik hoop in de loop van de avond aan te komen in Brest. Verder op de dag roept hij nog twee keer voor een update. Alles zit weer tegen, geen wind en veel stroom. Midden in de nacht zit ik in Chenal du Four. Ik ben goed wakker en vind het heerlijk spannend. Links en rechts stenen (zwerfkeien?) Er loopt een hoge swell uit ZW (ongeveer 2.5 meter) maar er is geen wind. Ik zie de stenen niet maar hoor ze door de brekende golven wel! Prachtig.

In een stikdonkere nacht zonder maan, kom ik aan het einde van de doorgang. Ik hoor lawaai ... maar weet niet wat het is, ik wordt ineens onzeker over mijn positie. De computer geeft aan dat ik goed zit, maar wat hoor ik dan, brekende zeeën? Plotseling mieter ik in een gat. We staan op z'n kop. Alles wat los ligt vliegt door de kajuit, de kop gaat onder water, jemig wat een bergen! Zit ik op/tussen de stenen? Het duurt een eeuwigheid en even snel als het begon stopt het ook weer. Er komt een loodsboot naar me toe, steekt twee duimen omhoog en gaat weer verder. Die wist dus dat ik daar zat en heeft liggen wachten. Wat een mooi gebaar. Op de drempel van de doorgang had ik 5 mijl stroom mee en daar recht tegenin stond dus de Atlantische swell, pfff.

Nederlanders zouden een aantal oplossingen hebben voor dit gebied maar eerst even iets over zwerfkeien. Die bestaan dus helemaal niet hè! Neem nou de Amersfoortse kei. Die ligt daar al zolang ik mij kan herinneren. Iemand die zwerft doet iets, n.l. zwerven! Ik heb geen idee wat Van Dale zegt over 'zwerven' en mis nu al een woordenboek van enige omvang. Ik ben hem, die Amersfoortse kei dus, nog nooit ergens anders tegen gekomen. Gelukkig maar want anders loop je de kans groepjes randgroepkeien- of hangkeien te krijgen met alle risico's van dien. Hij ligt dus niet te zwerven maar te liggen!  Kortom, vanaf nu zijn zwerfkeien dus ligkeien.
Als we nu aan twee kanten het Chenal du Four vol gooien met ligkeien en de zaak leeg pompen en er aardappels gaan verbouwen. Niet dat we die nodig hebben (wellicht kom ik hier nog een keer op terug) maar dan groeit er wat en zijn er een paar boeren, en een heleboel weg - en waterbouwers gelukkig.

Ik had geen tijd meer gehad om de aanloop naar Brest goed te bestuderen en daar heb ik nu spijt van. Het is een hele lange natuurlijke fjord met een relatief nauwe doorgang. Voor Nederlandse begrippen is de navigatieverlichting slecht. Ondertussen staat, hoe kan het ook anders, in de doorgang de stroom weer tegen en het gaat weer zeer langzaam. Als ik binnen denk te zijn, het is dan 03.30 uur, blijkt dat ik nog minimaal een uur moet varen naar de jachthaven. Het is bijna vijf uur 's morgens als ik afmeer op het puntje van een steiger. Ik ben aan het eind van mijn Latijn maar dat is al snel, en ga pitten. Er staat mij straks nog heel veel te wachten.

Om 10 uur ben ik weer wakker en ga naar de Capiteinerie om mij te melden. Ik heb het gevoel of ik door een wringer ben getrokken. Ze bellen direct Mr. Jean Rialland, president van de AHF (Hemochromatose vereniging) de man die zichzelf heeft belast met het dossier 'Ironoverload'. Tien minuten later staat hij mij de hand te pompen alsof hij een houten sloep boven water moet houden. Zijn mobieltje staat niet stil en van alle kanten stromen mensen toe. Om 14 uur moet ik met het schip naar buiten en mag om 15 uur weer binnen komen. Een grote groep mensen houdt een meters lang spandoek omhoog waarop staat dat ze mij en het schip, welkom heten. Er staat televisie, drie lokale en regionale kranten, de wethouder van sport, iemand van het gouvernement Finnistere (hoge pief), een dokter in genetische wetenschap, Professor Brissot een autoriteit op het gebied van Hemochromatose. De man moest 2.5 uur rijden om mij te kunnen zien enhij is vast een gelukkiger mens geworden.
Ook is er een aantal patiënten aanwezig. Handen schudden en vreselijk druk om alles tien keer te moeten vertellen maar het resultaat mag er zijn. De volgende dag worden Jean en ik overal aangesproken. Iedereen heeft het gelezen en/of op TV gezien. Wat mij verbaast is dat we niemand de aard van de ziekte hoeven uit te leggen. De meeste mensen weten wat het is! Misschien is het handig om even uit te leggen dat Mr. Jean Rialland een gepensioneerde man is, die er een dagtaak van maakt om er met iedereen over te praten. De man is vroeger rayonhoofd geweest bij Colgate en Prodent en meer van die handel, zie hem maar als een supervertegenwoordiger, kortom hij lult als Brugmans met Jan en alleman, er is geen ontkomen aan. Als iedereen weg is, blijft er één verlegen wat kleine man staan. Jean sleurt me mee naar een auto en de verlegen man kruipt achter het stuur. Hij blijkt de eigenaar te zijn van de lokale Super U. Een erg grote supermarkt waar je 'Jan hagel en z'n ouwe moer' kan kopen. Op zijn kantoor wordt duidelijk waarom hij zoveel interesse heeft in mijn reis. Het hangt helemaal vol met posters van allerlei mooie grote zeilboten en ik ga nu beginnen aan het avontuur wat deze man ooit zelf wil gaan ondernemen.

Ze maken mij duidelijk dat ik alles uit de supermarkt mag gaan halen wat ik nodig heb. Ik geloof het niet, maar ze blijven herhalen dat het echt de bedoeling is. Zonder planning en het maken van een lijstje is dat heel lastig en omdat het schip mudje vol zit was ik vrij snel uitgeshopt. Toch had ik bij de kassa nog een flinke kar vol. Er volgt een diner met de heren en om 19 uur nog even verplicht naar mijn eigen kop kijken op TV, daarna mag ik eindelijk in bad en slapen in een (hotel-) bed.

Voor ik in slaap val bel ik nog even met thuis. Als ik vol enthousiasme mijn verhaal heb gedaan merk ik aan Marjon dat er iets is. Ze verteld me dat net bekend is geworden dat Barend, de broer die mij vanaf de eerste dag heeft gesteund, ook Hemochromatose patiënt is, en veel dingen samen met mij heeft opgelost, komende week zal worden geopereerd aan ... darmkanker. De grond zakt weg onder mijn voeten. Een aantal jaren geleden ben ik ook een zus aan deze ziekte verloren. Wat kan ik nu nog zeggen? Ik sla dicht en het gesprek valt stil.
Op de dag van vertrek was de diagnose bekend geworden maar broer heeft het stil gehouden omdat hij vond dat de aandacht bij mij - en mijn feestje - moest blijven. Mijn eigen gedachten daarover zijn; omdat er bij mij een keutel dwars zit, moet ik zo nodig een daad stellen. Daardoor de wereld om mij heen in rep en roer zettend om een zeiltochtje te gaan doen. En hij dan? Ook heeft hij tegen Marjon gezegd dat ik absoluut door moet gaan met mijn reis. Hij schiet er niets mee op als ik er mee stop. Natuurlijk overtuigt hij mij daar niet mee en er vliegt van alles door mijn hoofd. Mijn missie vond ik belangrijk maar daar is ineens niets meer van over. Ik wil nadenken en weet niet meer wat ik moet zeggen. We breken het gesprek een beetje raar af. Weer ben ik alleen en jank er flink op los. Begrijpelijk dat ik slecht slaap en ik ben om zes uur weer wakker. Om 7.30 uur ontbijten we en ik vertel Jean tijdens het ontbijt over Barend. Soms heb je dus geen talenknobbel nodig om elkaar snel te begrijpen. Hij snapt mijn dilemma. We zijn lang stil.
 
Vandaag, 11/9, doen we allerlei noodzakelijke dingen. We zoeken een nieuw toplicht, maar vinden een ankerlicht. Beter iets dan niets. Als ik het vanavond wil monteren en ik met mijn zere lichaam met veel moeite bovenin de mast zit, weigert de popnageltang, splinternieuw, zijn dienst. Omdat ik toch al vrij hoog zit, praat ik even in korte, krachtige bewoordingen met onze lieve heer en daal vervolgens, balend als een stekker, weer af naar het aardse. Het wordt een vervolgverhaal dat toplicht en ik denk morgenochtend weer boven te zitten.
We zoeken en vinden een bedrijf dat wil proberen de Capsat (e-mail apparaat) aan de praat te krijgen. Met twee man, één voor de software en één voor de hardware, zijn ze uren bezig maar komen er niet uit. Shit, mijn belangrijkste vorm van communicatie is een ramp.

Terwijl ik boven in de mast zat besloot ik om toch door te gaan met de reis. Morgen vertrek ik naar Spanje, Vigo. Ik bel Marjon om het haar te vertellen en kan mijn tranen maar nauwelijks bedwingen. Niet dat ik het erg vind om nu te janken, maar het praat zo lastig over de toch al matige Iridiumverbinding. Het gevoel Barend in de steek te laten kan ik niet van mij afschudden. Het weerbericht is goed voor de komende dagen: Z tot ZO 4-5. Dat is half- tot hoog aan de wind. Het is minimaal vier dagen varen en reken zelf op een dag of zes. Ik vraag Marjon om in ieder geval de leverancier te vragen de Capsat aan de praat te krijgen met nieuwe software en een installatiehandleiding. Ik blijf dan daar, in Vigo, tot ik het heb ontvangen.

Het is om 09.30 uur hoogwater dus ik ga een uur later vertrekken. Ik wens de hele familie thuis veel sterkte maar natuurlijk jij Barend en ook zijn vrouw alle goeds van de wereld. Jij was er voor mij, nu wil ik er voor jou zijn vent. Kop op en tot kijk.