zondag 16 januari 2011

Eerste tocht Ironoverload (2)

We gaan snel op pad. Alles op het kanaal gaat redelijk voorspoedig en om 18.00 uur, alweer in het stikdonker, komen we aan in Bremerhaven waar de lichten van de sluis ….. op dubbel rood staan, shit.  Er hangt een briefje aan het hok dat de sluis tot 17.00 uur draait. Grrmmppff! (dit zijn verwensingen van deep down under) Voor we van vermoeidheid en ellende instorten gaan we op dieseloliejacht, ja alweer. We zitten aan de rand van de stad en vinden vrij snel een benzinepomp. Broerlief weet mij zover te krijgen de cans met diesel bij een mollige dame te laten staan en nog 'even' de stad in te lopen voor een paar noodzakelijke boodschappen. Spoedig valt zijn oog weer op een grote gele 'M' en dus komt hij weer met een Jantje van Leiden van het koken af. Aan boord gekomen maar weer snel slapen want er komt weer een lange en spannende dag aan.


Om  acht uur staat er een norse  'ëichel' (de sluiswachter dus) naast het schip. Wat is DIE kerel fout zeg! Snel door de sluis dan zijn we van dat figuur af, en dan de Weser op. Het komt goed uit met het tij en we zijn rond 12 uur in Elsfleth aan het begin van de Hunter. We hebben hier weer mooi tijd om in te kopen en een kleine reparatie uit te voeren. Barend ritselt weer van alles: boren, lijm, boormachine, het is een wonderkind maar heeft duidelijk behoefte aan leiding. Ondertussen komt er een, overigens heel aardige havenmeester met het deprimerende verhaal dat we hier vandaag niet meer weg komen. Verderop op de rivier is het levensgevaarlijk vanwege de harde stroom en als het uiteindelijk stil water is, is het donker en dus niet meer te bevaren omdat op dit stuk geen navigatieverlichting is. Ik overtuig Barend ervan dat die vent gek is, en niet ik, en om 16 uur vertrekken Jut en Jul met 1.8 mijl stroom tegen! Een uur later hebben we 3.8 mijl stroom tegen maar ik houd vol dat het verderop steeds beter wordt. Barend is suf gepikt, bied geen enkele weerstand meer en gelooft alles wat ik zeg. Als het donker begint te worden neemt de stroom gelukkig af. We moeten loeren als gekken op de onverlichte rivier maar komen heelhuids aan in Oldenburg. Het is dan 20.00 uur. Na de sluis komen we op een heerlijk rustig kanaal waar ieder normaal varend mens ligt al te slapen en dus wij varen nog twee uur door want we moeten wel onze reputatie in stand houden. We leggen de boot aan de kant en zetten de wekker op Zaterdag 04.45 uur. We moeten om 15.00 uur het kanaal uit zijn want tot zo laat draait de laatste sluis.

De volgende morgen zijn we op tijd weg. Halverwege besluiten we om even diesel en water te tanken. Op het moment dat mijn lieve broertje zegt dat het de eerste dag is zonder tegenslagen, krijgen we een, naar later blijkt, zware plasticzak in de schroef. We weten de boot langs de kant te krijgen en ik ga met een pikhaak het onbekende te lijf. Als Barend terug komt met de voorraad vertel ik hem dat het 'nogal zacht' aanvoelt en dat ik denk dat het een lijk is. Gelukkig is het dus maar plastic en na een half uur duwen en trekken krijg ik het boven water. Snel verder en om 13.00 uur zijn we in Dorpen, de laatste sluis. We voelen ons bikkels maar dat zijn we ook. Hier gaan we de Eems op, richting Emden. Alles voor de stroom en we knallen naar beneden. Veel wind en regenbuien maken het er niet prettiger op maar met Barend aan het roer, en ik binnen houd ik het wel vol. Als we vlak bij Oldersum zijn, 10 km voor Emden, hebben we drie mijl stroom mee en begint de deining van de ZW 8 goed merkbaar te worden. Zoveel wind en zoveel stroom tegen elkaar in is vragen om ellende. We klappen en stuiteren tegen de wind in. Om onduidelijke redenen kijk ik even achter het kajuittrapje naar de motor en ... zie een handvol onderdelen liggen(?) Twee ringen, twee moeren, een afgebroken bout en een onduidelijk onderdeel van de motor. WAT NU WEER? Stoppen is onmogelijk vanwege de slechte omstandigheden. Als we moe in Emden afmeren gaan we eerst op zoek naar een douche, die vinden we maar we mogen er morgen pas onder. Dan gaan we diesel halen en op de terugweg nemen we bommen und braadwurst mee naar boord. Het zaakje waar we het eten haalden zag er luguber uit, en de eigenaar, ja ehhh  gewoon smerig. Hij had net een 'lijntje' gesnoven (witte poeder aan z’n neus), zat onder de littekens, tattoo's, mompelde onverstaanbaar en had één (bruine) tand. Smakelijk patatje mannen! Als we het op hebben, gaan we zoeken waar de losse onderdelen vandaan kunnen zijn gekomen. Net als we het zoeken op willen geven zie ik plotseling dat de dynamo er vreemd bij bungelt. Dát is het dus. Broerlief kijkt ook (altijd met zijn handen) en als waarschuwing krijgen we een vonkenregen. Dit heeft dus minstens een uur zo gehangen, vonken regenend. Het ziet er hopeloos uit voor de volgende morgen want het enige dat we nodig hebben, een stukje accukabel, is hier niet te koop op zondag.
De volgende morgen eerst heerlijk douchen en scheren, en als we in de kiosk aan een bakkie zitten, doe ik Barend uit de doeken hoe ik dacht onze problemen toch vandaag nog op te kunnen lossen. Ik durf hem niet aan te kijken want ik voel enige opstandigheid bij hem. Vanaf onze ontbijttafel hebben we zicht op een houten, nog drijvend oud wrak. Het door ons node gemiste stukje kabel had ik daar aan dek zien liggen, weliswaar nog vast aan een accu maar dat is een detail, en Barend was uitverkoren om dit te gaan bemachtigen. Argumenten; heeft technisch inzicht, de langste armen en een lelijke snor. Ook deze klus klaart hij, na het nodige gesputter. Langzamerhand begin ik te beseffen wel erg veel druk op hem te leggen maar er zijn twee redelijke argumenten in mijn voordeel; iemand moet het doen en … hij had mij bezworen deze reis voor geen prijs te willen missen, dussss ….
Onderweg naar huis
Als we het onderdeel hebben zijn we binnen een half uur weer onderweg. Buiten loopt flink wat zee/deining en we rekenen erop dat het beter wordt als de vloed gaat lopen. Dat is dus niet zo en over de vijf mijl doen we bijna twee uur. Inmiddels waait het West zeven tot acht. In Delfzijl zijn we snel door de sluis en zetten gelijk door naar Groningen. Als we vandaag flink opschieten zijn we morgen voor donker in Harlingen is het plan. Hoewel het niet echt nodig is, stellen we zelf iedere dag een nieuwe deadline. Om een uur of vier komt in Groningen een vriend van Barend aan boord. We kletsen even wat en hij biedt aan diesel voor ons te gaan halen met de auto, dan kunnen wij alvast door de sluis. Hij komt maar niet terug en we verliezen zeer kostbare tijd. Eindelijk is hij er weer en we smeren hem snel. Twee kilometer verderop stranden we om 17.05 uur voor een brug die tot 17.00 uur blijkt te draaien en zullen  de nacht hier door moeten brengen. We zijn nu echt de pineut want het regent de hele nacht en als we om 07.00 uur weer verder gaan weten we dat het ook deze laatste dag afzien wordt. Het blijft de hele dag gieten en we hebben windkracht 8 tot 9 recht van voren. Bij Gaarkeuken vragen we aan een mij bekend binnenschip een sleep. Hij vindt het goed en we kunnen tot Fonejacht achter hem blijven hangen. We (Barend) kunnen binnen even bij komen en een bakkie koffie doen. Dan gaan we op eigen kracht weer verder. In Leeuwarden rijdt ineens de huisfotograaf, Tom Hofstee, luid toeterend en foto's knippend naast ons. Vervolgens staat hij op zowat iedere brug tot Harlingen.
Als we in de sluis liggen zegt de sluismeester dat we nog heel even geduld moeten hebben want een Tv-ploeg en de schrijvende pers zijn er nog niet. Als die er zijn mogen we snel door. In de Noorderhaven staat een ontvangstcomité klaar. Marjon, pers, redders, vrienden het is gewoon prachtig. Ook doet het me goed van kenners te horen dat het schip er degelijk en robuust uitziet… Dan is er champagne, koffie en taart. De rust komt pas als we, toch nog laat, het hoofd op het kussen leggen.

HET SCHIP IS EINDELIJK THUIS. Een reis en een aankomst om niet te vergeten! Ik heb vanaf nu nog zes maanden de tijd voor reisvoorbereiding, aanpassingen aan het schip, bevoorrading en het rond krijgen van sponsoring. Dit alles zal moeten gebeuren náást mijn werkweek van 36 uur omdat we die inkomsten niet kunnen missen. Een welhaast onmogelijke opgave maar we gaan ervoor.